Op hetzelfde Marqueepodium waar Frank Black net zijn duivels had ontbonden, bracht Damien Rice het totale contrast. Gewapend met een kamerbrede glimlach, een paar dure akoestische gitaren, een aan extase grenzende overgave en songs over de verdachte substanties die een mens soms in de ijskast aantreft, creƫerde hij in een handomdraai een feestsfeer. We moeten toegeven dat elke Ier en Brit van de wei -en dat waren er wel wat - in de tent stond. En dat die zich lieten horen met verrukt en vaak storend applaus tijdens elke intro of als Rice een mooi stukje gitaar speelde. Wat soft, wat fok, zuchten de rockers nu, maar de songs van Rice zijn meer dan stijloefeningen, hij geeft hem met zijn band zo van jetje dat zijn gitaar regelmatig opnieuw moest worden gestemd, en de flardjes 'Bang bang' van Cher of 'Creep' van Radiohead waren ook clever. Alleen het cabaretnummertje waarin een kelner Rice een glas wijn inschenkt, was erover. Verder: fijn concert. (isg)